Wanneer de duistere machten van de nacht zich weer in hun schuilhoeken en grotten terugtrekken, en wanneer de zon weer schichtig om een duin gluurt om te kijken of de kust veilig is, en wanneer de uilen hun ogen sluiten en ik mijn ogen open, dan begint het leven van alledag.
Het ‘leven van alledag’. Dat is het gevoel dat je bekruipt als je kat met zijn nagels in je lip je een uur voor de wekker wakker treitert. Het is ook het gevoel dat je hebt als je te laat voor je werk de deur uitrent en tot de ontdekking komt dat je band lek is. Ook het machteloze gevoel dat je overvalt als je op school komt en het blijkt vakantie te zijn hoort bij het leven van alledag.
Als we in de loop dan de dag denken dat we het leven van alledag de baas zijn, komen we vast te zitten in een file, zitten we klem tussen de schuifdeuren van het postkantoor, terwijl 100 mensen toekijken, begint het te regenen of vergeten we een belangrijke afspraak, waar de rest van onze carrière van af hing.
Pas als we het gevoel krijgen dat we aan het leven van alledag ten onder gaan; dat we zullen bezwijken onder alle lasten van het leven en dat de dood op de loer ligt, pas dan gaat ze zon schijnen, belt je beste vriend op om wat te gaan drinken op een terras, komt je beste vriendin met taart aanzetten en pas dan krijg je vlinders in je buik, omdat je zoveel houdt van het leven van alledag.
Amsterdam, 29 juni 1995