Een bij, wiens naar niet wordt genoemd,
had heel zijn leven blij gezoemd
en zei: Thans heb ik het bekeken.
Nu wil ik graag eens iemand steken
Annie M.G. Schmidt
De bij had dit gezegd toen het regende en alles er voor de bij er nog triester uitzag. Maar omdat het zulk vies weer was, waren er bijna geen mensen buiten en die mensen die wel buiten waren, waren verscholen onder paraplu’s en regenjassen. En als ze niet beschermd werden door regenkleding dan renden ze hard dat de bij hen nooit zou kunnen steken.
Somber trok de bij zich terug in een droge schuilplaats om te wachten tot de zon weer eens zou doorbreken. De dag ging om, zonder dat het ophield met regenen. Toen de volgende dag de zon opkwam, werd de bij weer helemaal blij. Maar toen bedacht zij zich dat het zondag was en zij maakte zich netjes op om naar de kerk te gaan.
Die dag preekte de dominee naar aanleiding van een krantenbericht over zelfdoding. Dat was eigenlijk wat de bij wilde doen, maar de dominee verhief zijn stem zodat ook iedereen die achterin de kerk zat kon horen dat zelfdoding tegen de wil van God was.
De bij zoemde de kerk uit, het was haar duidelijk dat zij eens rustig na moest denken. In haar schuilplaats aangekomen begon ze na te denken, maar van nadenken word je moe en gebeurde het dat ze al snel in slaap viel.
De volgende morgen scheen de zon volop en de bij besloot tot ’s middags te wachten met het uitzoeken van een slachtoffer, omdat ze vond dat ze alles al gezien had, maar nog nooit iets beleefd had.
Ze vloog rond met een chagrijnig gezicht en toen het middag was geworden werd haar gezicht wat vrolijker omdat ze nu een slachtoffer kon gaan uitzoeken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.
Eerst vloog de bij achter een groep kinderen aan, maar omdat ze een grote kindervriend was en dacht dat een kind zou gaan huilen als ze het stak zag ze ervan af om één van de kinderen te steken. Ongemerkt had ze er plezier in gekregen de kinderen gade te slaan bij het spelen. Toen ze moe was geworden van het kijken naar de spelende kinderen trok de bij zich terug in haar schuilplaats en wachtte al slapend de volgende dag af.
Het was een bewolkte dag, maar het regende gelukkig niet. De bij was die morgen vroeg opgestaan en zocht verder naar een slachtoffer om te steken. Aan het strand waar zij langs vloog waren niet veel mensen. In de stad evenmin, maar de bij gaf de moed niet zo snel op.
In het park zat een bejaard echtpaar te genieten van het uitzicht en de rust. De bij ging vlak bij gen op een bloembed zitten en net op dat moment plukte de oude vrouw de bloem. Ze keek de bij verbaasd aan, die overigens net zo verbaasd terugkeek, en zei tegen haar man: “Kijk, Bertus, wat een lief bijtje!” Denk je dat de bij nu nog zin had om één van de twee te steken? Met een brok in haar keel vloog de bij terug naar de schuilplaats.
Weer een dag later, het was intussen al woensdag. Het was weer een bewolkte dag. Toch was het vandaag wel druk, omdat de kinderen ’s middags vrij hadden. Vastbesloten om vandaag eindelijk een slachtoffer te vinden, vloog d bij over de mensen heen. Er waren dikke mensen (ze had een hekel aan dikke mensen, die aten patat en zo), en er waren magere mensen (voor een bij valt het dan niet mee om een goed steekplekje te vinden). Er liepen vrouwen die minstens vier flesjes parfum per dag gebruikten (dat is voor een bij veel te bedwelmend) en er waren mannen die zich minstens vier weken niet hadden gewassen (tja, daar zou ik ook uit de buurt blijven).
De perfecte mens om te steken kon de bij niet vinden. Somber gestemd ging de bij op een bloem zitten. Toen ze daar een poosje had gezeten, kwam er een bijtje aan gevlogen dat hem verbaasd opnam en vroeg: “Wie ben jij? Ik heb jou nog nooit eerder hier gezien en waarom kijk je zo somber?”
De bij besloot haar alles te vertellen en toen ze dat had gedaan zag hij dat het bijtje kwaad haar hgoofd schudde. “Heb je dan niets van de dominee geleerd? Het is niet fatsoenlijk om zomaar iemand te steken. Je mag iemand pas steken als hij je wat gedaan heeft.”
Beschaamd keek de bij haar aan, maar nu kreeg het bijtje medelijden en vroeg of ze een eindje meevloog. Ze vlogen de hele stad rond, keken naar mensen, luisterden naar gesprekken en genoten van de prachtige bloemen in het park. Ze zoemden steeds vrolijker rond.
Toen de bij die avond in haar schuilplaats aankwam, was ze niet meer zo zeker van haar plan om iemand te steken. Toen ze laat die avond in slaap viel had ze iets besloten.
Het was een stralende donderdagmorgen toen de dieren in haar omgeving verbaasd de bij nakeken die met een bos bloemen op pad ging. De rest van haar leven zou ze net als het bijtje genieten van het leven en niet meer zo somber zijn. De bos bloemen waren voor haar nieuwe vriendin die haar had laten zien dat je als bij heel gelukkig kunt rondzoemen.
Leeuwarden, 1986