De glazen bol

Ik liep door een donkere, koude gang. Mijn gevoel zei me dat het nacht was en dat ik door een huis liep. Hoe ik hier kwam kon me niet herinneren, Het huis voelde kil en onbewoond aan. Ik de gang hingen schilderijen en er stonden beelden, Daar was ik achter gekomen omdat ik tegen de muren en de beelden opbotste in het donker. Het maakte verschrikkelijk veel kabaal als er weer een beeld omdonderde waar ik tegenaan gelopen was. De meeste beelden leken van steen of brons. Dezen vielen met een doffe klap op de grond. Andere beelden leken van porselein en dezen vielen met een tinkelende klap op de grond in duizend stukjes. Het gevoel dat het huis onbewoond was kwam niet alleen van de kille, vochtige lucht, maar ook van de spinnenwebben waar ik regelmatig doorheen liep.

Hoe lang ik zo gelopen had kon ik niet zeggen, maar ineens hield de gang op en stond ik voor een deur. Mijn hart sloeg een paar slagen over en mijn ademhaling werd onrustiger. Ik voelde een kriebelend gevoel van angst in mijn maag. Voorzichtig zocht ik in het donker naar de deurklink en zachtjes duwde ik hem naar beneden. Piepend en krakend ging de deur open. Achter de deur vond ik iets dat ik nooit verwacht had.

Ik kwam in een kamer waar het licht was, lichter dan ik ooit had meegemaakt. Het licht kwam uit het midden van de kamer. Eerst kon ik niet zien waar het vandaan kwam omdat ik verblind was door het plotselinge licht. Toen mijn ogen aan het licht gewend waren zag ik dat in het midden van de kleine kamer waarin ik nu was een glazen bol stond. Zo’n bol als waarzeggers op kermissen ook altijd hebben. Deze bol steunde op een bronzen voetstuk dat uitliep in een ronding. In deze ronding was een opening uitgespaard oor de bol. De bol leek te gloeien en zond een schitterend licht uit naar alle hoeken van de kamer. De kamer was verder leeg. Toch had ik het gevoeld dat in de hoeken van de kamer wat bewoog. Ik keek snel naar de ene hoek en voelde dat er in de andere hoek wat bewoog. Maar als ik naar de andere hoe keek zag ik alleen het licht. In alle hoeken waar ik keek zag ik alleen het licht. Tot ik in de glazen bol zelf keek en zag dat daarin van alles bewoog. Voorzichtig liep ik op de bol af en tak mijn hand uit naar het voetstuk. Er straalde absoluut geen warmte vanaf. Dat leek mij vreemd voor iets dat zo veel licht uitstraalde. Toen ik voorzichtig de glazen bol aanraakte kreeg ik een schok en geschrokken stapte ik terug.

Mijn hand tintelde. Het voelde net als vroeger als je het schrikdraad van een weiland vastpakte waar stroom op stond. Een kleine elektrische schok. Ik zag alleen geen snoer of stekker die de bol met een stopcontact verbond. Het voetstuk stond alleen in het midden van de kamer, hoe kon er dan een elektrische schok van de bol komen?

Terwijl ik over mijn tintelende vingers wreef herinnerde ik me een verhaal dat mijn grootmoeder mij verteld had toen ik een jaar of tien was. Ik kon niet slapen en ik jengelde net zo lang tot mijn grootmoeder er mee instemde een verhaal te vertellen.

‘Heel lang geleden kwam er een missie van Mars op Aarde. Dat waren natuurlijk niet van die blauwe mannetjes zoals mensen altijd beweren. Het waren mensen net als wij, maar hun maanpakken waren blauw. Zij hadden met reusachtige telescopen gezien dat hier op Aarde leven bestond, net als op Mars. Zij waren op een verkenningstocht gestuurd om te kijken of onze beide culturen misschien wat van elkaar konden leren. En het is altijd een prettig gevoel om te ontdekken dat je niet alleen bent in dit heelal. De aardbewoners begrepen niets van de beschaving van de marsbewoners, want technologisch en humanitair waren zij onze tijd ver vooruit. Oorlogen kenden zij niet meer en zij konden al grote delen van het heelal bereizen, terwijl de mensen op aarde nog niet eens konden vliegen. Voor de marsbewoners viel er niets te leren van deze beschaving. Ze lieten wel ergens op aarde een verbinding achter, voor als de aardbewoners ooit behoefte mochten hebben aan contact dan konden zij dat via deze verbinding melden.

De verbinding was een schitterende glazen bol die de wereld verlichte met een schitterend licht. Maar mensen zijn dom en vergeetachtig. De bol is verdwenen en niemand kan zich herinneren waar hij gebleven is. Vergeefs wachten de marsbewoners op een teken van de aarde. Zij wonen niet meer op Mars omdat de omstandigheden daar niet meer zo gunstig zijn. Waar ze nu wonen weten we niet. Dat zullen we pas weten als we de glazen bol weer terugvinden. Ga nu maar lekker slapen. Misschien vind je ergens in dromenland wel de glazen bol terug.’

Stommelend en strompelend, vallend over mijn eigen benen en zo snel als ik na de schok van mijn ontdekking nog kon bewegend rende ik het verlaten huis uit. Ik droomde over exotische plaatsen waar ik de bol terugvond, Ik droomde over een bol op de Noordpool. Ik droomde en droomde, maar ik heb nog nooit gedroomd dat ik de glazen bol terug zou vinden in een oud verlaten spookhuis aan de rand van een klein stadje. De mensen die hier wonen zijn bang voor het spookhuis en niemand  is zo gek om een kijkje te gaan nemen. Als ik mijn verhaal vertel wordt het met spottende minachting weggewoven. ‘In dat huis wonen de geesten van onze voorvaderen, verder niemand. Wie gelooft er nou in marsmannetjes?’

Nee, niemand gelooft nog in marsmannetjes, want de wereld is onttoverd. We willen niets zien dat we niet begrijpen. Ik sta alleen met mijn ontdekking. Ik ga vaak terug naar het huis en kijk in de bol. Ik zie dat het goed gaat met de vroegere marsbewoners en zij zien dat het goed gaat met mij, Maar we komen niet tot wezenlijk contact en de wereld waarin ik leef heeft me uitgestoten en voor gek verklaard.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Meer informatie over hoe uw reactiegegevens worden verwerkt.